Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Constructie

betekenis & definitie

[Lat.], v. (-s),

1. bouw, inrichting, schikking van de delen (e): de van een schip;
2. het construeren, bouwen: werkplaats voor de van vliegtuigen;
3. wat door construeren ontstaat: een ingewikkelde ook van geestelijke vormen: diepzinnige constructie;
4. samenvoeging van woorden tot zinnen of zinsdelen, woordschikking: de van een zin; vandaar: een zin als schikking van woorden, syntactisch geheel;
5. samenvoeging van lijnen of vlakken tot vorming van een figuur, die aan bepaalde gegevens voldoet.

bouwkunde. Een constructie is de toepassing en bewerking van de verschillende bouwstoffen, die elk naar hun aard en afmetingen in een bouwwerk moeten worden gebruikt en waarbij van de gunstige eigenschappen der materialen partij moet worden getrokken, terwijl een nadelige werking van minder doelmatige eigenschappen moet worden voorkomen, zoals krimpen, zwellen, kromtrekken, rotten van hout, roesten en grote warmte-uitzetting van metalen, broosheid van natuursteen e.d. Verder het samenvoegen van die onderdelen tot een geheel dat in staat is het hoofd te bieden aan de erop aangrijpende krachten.

wiskunde. Een constructie is het vervaardigen van een meetkundige figuur, hetzij daadwerkelijk, hetzij zuiver theoretisch. De constructie geschiedt in de regel met liniaal en passer. Een figuur heet in dat geval construeerbaar, wanneer men ze tot stand kan brengen door een eindig aantal malen in een zekere volgorde de grondconstructies toe te passen. Deze grondconstructies zijn:

1. het trekken van een lijn door twee gegeven punten (met de liniaal);
2. het beschrijven van een cirkel met een gegeven middelpunt en een gegeven straal (met de passer). Constructie met de liniaal alléén correspondeert met algebraïsche bewerkingen van de eerste graad; constructie met liniaal en passer met de oplossing van eerstegraadsen vierkantsvergelijkingen. Een meetkundige opgave is dus alleen met passer en liniaal uitvoerbaar, wanneer zij algebraïsch voert tot een eerste- of tweedegraadsvergelijking, waarvan de coëfficiënten rationaal in de gegevens van de opgave zijn. Nu voert het vraagstuk, een hoek in drie gelijke delen te verdelen, in het algemeen tot een derdegraadsvergelijking, die niet verder tot een tweedegraads- en een eerstegraadsvergelijking is te herleiden. De driedeling van de hoek is dus in het algemeen niet constructief uit te voeren. Alleen wanneer men andere instrumenten dan passer en liniaal toelaat, kan men deze constructie uitvoeren. Evenmin is construeerbaar de zijde van een kubus, die tweemaal de inhoud heeft van een gegeven kubus, omdat ook dit vraagstuk tot een derdegraadsvergelijking voert (Adelisch probleem). Ook het vraagstuk, een vierkant te tekenen met een oppervlak gelijk aan dat van een cirkel met gegeven straal, is niet constructief oplosbaar. Hier voert het vraagstuk veel verder weg van een vergelijking van de eerste of tweede graad, nl. naar een niet-algebraïsche vergelijking (cirkelkwadratuur).