Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

Constant, benjamin

betekenis & definitie

eigenlijk: Henri Benjamin Constant de Rebecque, Frans schrijver en politicus, 23.10.1767 Lausanne, ♱8.12.1830 Parijs. Constant studeerde in Duitsland en Engeland.

In 1794 leerde hij Madame de Staël kennen, die hem 17 jaar in haar ban hield, ondanks zijn huwelijk met Charlotte von Hardenberg. Hij volgde Madame de Staël in 1794 naar Frankrijk. Hier verkeerde hij in de kring van Talleyrand, Siéyès en hun geestverwanten. Na de staatsgreep van Bonaparte in 1799 werd Constant lid van het Tribunaat. Kritiek op de autocratie leidde tot zijn ontslag in 1802. Constant volgde Madame de Staël in ballingschap naar Duitsland (1805 -07).

In Weimar verkeerde hij in de kring van Goethe en Schiller. In Göttingen schreef Constant zijn De l’esprit de conquête et de l’usurpation dans leurs rapports avec la civilisation européenne. Na Napoleons val in 1814 keerde Constant naar Frankrijk terug en ijverde voor een constitutionele monarchie. Tijdens Napoleons Honderd Dagen was Constant lid van de staatsraad en voornaamste opsteller van een liberalistische constitutie. Na Waterloo moest hij opnieuw uitwijken. Hij vestigde zich te Londen.

Hier verscheen in 1816 zijn autobiografisch-psychologische roman Adolphe, waarin hij in klassiek en nuchter proza zijn liefdesverhouding met Madame de Staël tekent en zonder enige terughouding zijn eigen labiliteit en zucht naar weelde beschrijft. In 1816 keerde Constant naar Parijs terug, waar hij een schitterende politieke loopbaan begon als kamerlid en leider van de liberale oppositie.

Werken: De l’esprit de conquête et de l’usurpation dans leurs rapports avec la civilisation européenne (1813), Adolphe (1816), De la religion considérée dans sa source, ses formes et ses développements (1824—31), Mélanges de littérature et de politique (1829). Uitgaven: Cahier rouge (1907); Cécile (1951; romanfragment); Journaux intimes (1952); Oeuvres (1957).

LITT. A.Fabre-Luce, Constant (1939); C.du Bos, Grandeur et misère de Constant (1946); M.Levaillant. Les amours de B.Constant (1958); H.Guillemin, Mme de Staël, B.Constant et Napoléon (1962); H.Guillemin, B.Constant muscadin (1962); P.Bastid, Constant et sa doctrine (1966); G.Poulet, Constant par lui-même (1968).

< >