Ned. scheikundige, *7.3.1869 Amsterdam, ♱ca.5.3.1944 Oswiecim (Auschwitz). Hij was leerling van Van ’t Hoff.
Van 1902—39 was hij hoogleraar anorganische en fyische scheikunde te Utrecht. Hij is bekend door zijn elektrochemische onderzoekingen en die op het gebied der fasenleer. Hij publiceerde veel over de geschiedenis van de scheikunde. Werken: Studiën zur chemischen Dynamik (1896), Das Lachgas (1907), Jacobus Henricus van ’t Hoff (1912), Herman Boerhaave en zijne betekenis voor de chemie (1918), Physical-chemical metamorphosis and some problems in piezo-chemistry (1928).