[Lat., →Gr. kiborion, beker, nap], o. (-ria), overkapping van het altaar in rooms-katholieke kerken, een soort van baldakijn.
(e) Het ciborium rust steeds op vier of meer zuilen en is van steen, hout of metaal. Men vindt het ook wel boven de →ambo, de doopvont en het graf. Het ciborium is een teken van apotheose. Bij het graf echter is het apotheosemotief secundair (graf van een martelaar); de eerste betekenis is een zakelijke: beschutting tegen invloeden van het klimaat.