[Gr.], o. (centra, -s),
1. middelpunt, verenigingspunt;
2. om het middelpunt gelegen deel: het centrum van een stad, van een land; middengedeelte van een leger te velde en van een oorlogsvloot;
3. punt vanwaar werkingen uitgaan, resp. waar zij samenkomen: de grote steden zijn de centra van de beschaving; (anatomie) deel van de hersenen waar een bepaald vermogen gelokaliseerd is: centrum van Broca, spraakcentrum;
4. politiek midden in een wetgevend lichaam, middenpartij.