Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

capaciteit (kapaciteit)

betekenis & definitie

capaciteit (kapaciteit) - [Lat. capax, veel kunnende bevatten, ruim], v. (-en),

1. bekwaamheid, geschiktheid, kundigheid, maximale prestatie die een persoon kan bereiken : iemand van (met) grote (veel) capaciteiten; op zijn capaciteiten wil ik niets afdingen;
2. vermogen om in te houden, te vervoeren, te verwerken: de — van een rivier, de hoeveelheid water die zij per seconde afvoert: de — van een weg, het maximale aantal verkeerseenheden dat dit wegvak met een redelijke zekerheid kan verwerken in een bepaalde tijd onder de heersende omstandigheden ten aanzien van de weg en het verkeer ; de — van het Panamakanaal, de — van een machine, het vermogen, de kracht, de van een haard, vermogen om een ruimte te verwarmen, een fabriek met geringe —, waar men niet veel vervaardigen kan ; elektrische -, hoeveelheid elektriciteit die aan een geleider toegevoerd moet worden om de potentiaal met een eenheid te verhogen; — van een accu, het aantal ampère-uur dat hij kan leveren; — van een condensator, de verhouding tussen de op de condensator gebrachte lading en de daardoor veroorzaakte potentiaal .


BEDRIJFSECONOMIE. Capaciteit is het prestatievermogen van een produktiemiddel of ook wel van een groep produktiemiddelen, een bedrijf, een groep bedrijven, een bedrijfstak of een gehele volkshuishouding. De omvang van de capaciteit kan worden weergegeven in een specifieke technische prestatie-eenheid (b.v. pk, ton, km, 1, standaardbewerking) maar in de verwarmingswaardeleer maakt men hiertoe liever gebruik van de werkeenheid, een abstracte maat die het waardeaspect van de technische prestatie vertegenwoordigt. Onder gelijktijdige capaciteit verstaat men het beschikbare aantal prestaties per tijdseenheid (uur, jaar e.d.), onder volgtijdelijke capaciteit het aantal gedurende de gehele levensduur van hetproduktiemiddel. Tussen beide groepen bestaat een rekenkundig verband, maar men moet in het oog houden dat 1. de levensduur op twee wijzen gemeten kan worden;
2. het totaal van de voor produktie beschikbare tijdseenheden kleiner is dan de levensduur (o.a. door de achturige arbeidsdag);
3. de gelijktijdige capaciteit, zowel in technische (aantal prestaties) als in economische (waarde van de prestaties) zin, in de loop van de levensduur gemeenlijk lager wordt. De mate van effectief gebruik van de capaciteit wordt uitgedrukt in de bezettingsgraad. zie bedrijfsdrukte.

LITT. H.J.van der Schroeff, Kosten en kostprijs (1974).

ELEKTRICITEITSLEER. Is Q de op de condensator gebrachte lading en V het verkregen potentiaal verschil, dan is de capaciteit C van de condensator gegeven door C = Q/V. De si-eenheid van capaciteit is de farad, gedefinieerd als coulomb/volt.

PSYCHOLOGIE. Capaciteit is een theoretische grootheid. Wat iemand op een bepaald moment weet te presteren, wordt omschreven met ‘vermogen’. Vermogens zijn meetbaar en geven bij benadering aan wat iemands capaciteiten zijn. Van belang is aanleg, het gemak en de snelheid waarmee iemand iets leert beheersen. Met speciale vermogens worden functies bedoeld als intelligentie, geheugen, gevoel voor kleur e.d. Deze zijn niet beperkt tot bepaalde taken of bezigheden, maar spelen een algemene rol.

VERKEER. Capaciteit kan betrekking hebben op een gehele weg, een rijbaan of een rijstrook. Onder verkeerseenheid wordt verstaan een voertuig, voetganger, dier met geleider of berijder. De capaciteit wordt vaak uitgedrukt in personenauto-eenheden (p.a.e.) gedurende een bepaalde tijd.