m. (-en),
1. hoek aan de buitenzijde van een voorwerp;
2. hoek of wijk ver van het middelpunt van een gemeente;
3. hoek gevormd door een zijde en het verlengde van de aanliggende zijde: in elke driehoek is een buitenhoek gelijk aan de som van de niet-aanliggende binnenhoeken;
4. (bij de snijding van twee (evenwijdige) lijnen door een derde rechte) de aan de buitenzijde van de evenwijdige lijnen gelegen hoeken.