Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Boekband

betekenis & definitie

m. (-en), de omslag van een boek, bestaande uit twee stijve (kartonnen) deksels, verbonden door een buigzame strook (‘rug’) waarin het boeklichaam bevestigd wordt wanneer het boek gebonden wordt.

De band is tegelijk bescherming en drager van decoratie. Ligt de nadruk op het eerste, dan spreekt men van gebruiksband; ligt de nadruk op de versiering, dan spreekt men van prachtband of luxeband. De boekband verscheen tussen de 2e en 4e eeuw n. C., toen het boek de codexvorm kreeg (zie boek). Hij vond zijn oorsprong in de wastafeltjes, die vaak met tweeën verbonden waren (diptichon, diptiek); in navolging hiervan werden om de gevouwen vellen van de codex houten platten (voor- en achterplat) en een rug aangebracht. De oudste banden stammen uit Egypte; Koptische banden dateren vanaf de 4e eeuw; de platten waren met leer overtrokken en versierd door blindstempeling, waarbij losse stempels zonder gebruikmaking van kleur in het leer werden geperst.

Deze banden zijn het voorbeeld geweest voor de Aziatische en Europese boekband. De Karolingische en romaanse banden waren ook stempelbanden met blindstempeling van lijnen (filets) en losse stempels. Daarnaast kwamen, vooral bij liturgische werken, ook prachtbanden voor, waarbij het voorplat met ivoorsnijwerk, bewerkte metaalplaten of edelstenen voorzien werd. Ter bescherming van de band werden soms op de platten metalen hoekstukken en knoppen aangebracht (beslag).

Ook de gotische banden volgden de blindstempelingtechniek, maar men gebruikte ook perkament als materiaal. In de 14e en 15e eeuw kwamen ook banden in gedreven leer voor. Vanaf de renaissance kwamen naast de losse stempels ook rolstempels, die steeds hetzelfde motief herhaalden, en paneelstempels voor; de paneelstempel, een Zuidnederlandse uitvinding, besloeg het hele oppervlak van de platten en werd met behulp van een pers ingeprent. Vanaf de 15e eeuw werd de blindstempeling verdrongen door de verguldstempeling waarbij van goud gebruik werd gemaakt. Kartonnen platten gingen de houten vervangen; als leersoort werd vooral marokijn gebruikt, vaak met oosterse motieven versierd. Geometrisch vlechtwerk kwam vooral in de 16e eeuw voor bij de Franse binders, m.n. de binders die voor de bibliofiel Jean Grolier werkten: Pierre en Étienne Roffet, Claude de Picques; men spreekt wel van Grolierstijl.

In Frankrijk verscheen tussen ca.1560 en ca.1630 de 4-fanfareband, versierd met kleine stempels van spiralen en loofwerk rond een open middenstuk. In de 17e eeuw ontstond in Frankrijk de pointilléstijl, waarbij de lijnen door een reeks punten worden weergegeven; men heeft deze stijl in verband gebracht met de mysterieuze binder ‘Le Gascon’ en met Florimond Badier. In Noord-Nederland kwamen in deze tijd veel eenvoudige gebruiksbanden van perkament voor, maar Albert Magnus is bekend om zijn prachtig versierde marokijnbanden. De in Frankrijk in de 18e eeuw voorkomende borduurwerkachtige versieringswijze wordt dentellestijl genoemd; o.a.Antoine Michel Padeloup en Nicolas Denis Derome werkten in deze stijl. In de 19e eeuw bevatte de kathedraalstijl motieven uit de gotische architectuur (René Simier). Aan het eind van de 19e eeuw bracht de art nouveau (jugendstil) vernieuwing in de bandversiering.

Tot in de 19e eeuw werden de boeken in losse vellen verkocht en gaf de koper opdracht tot het binden; daarna verscheen het boek in de machinaal vervaardigde uitgeversband, meestal uit linnen, soms met leren rug en hoekstukken (halve band).

LITT. W.Mejer, Bibliographie der BuchbindereiLiteratur (1925; aanvullend deel door H.Herbst, 1933); H.Loubier, Der Bucheinband (1926); E.P. Goldschmidt, Gothic and renaissance bookbindings (1928); H.Helwig, Handbuch der Einbandkunde (1954); R.Devauchelle, La reliure en France de ses origines à nos jours (1959-61); L.Indestege, Boekbanden uit vijf eeuwen (Cat. 1961); O.Mazal en P. Culot in: H.D.L.Vervliet (red.), Liber librorum, 5000 jaar boekkunst (1973).