v., wijze waarop de bodem gevormd is; (bodemkunde) veranderingen in de grond die zich hebben voorgedaan nadat het materiaal door de zee, de rivieren of de wind is afgezet.
Voorbeelden van bodemvorming zijn ontkalking, verzuring, homogenisatie (het verdwijnen van de oorspronkelijke gelaagdheid van een afzetting door biologische menging), ophoping van humus in de bovengrond.