v. (-en), het in kaart brengen van de bodemgesteldheid van een gebied.
Gegevens omtrent de bodemgesteldheid worden verzameld door waarnemingen in het terrein. Behalve boringen (meestal tot ruim 1 m diepte) en profielkuilen kunnen ook andere in het veld waarneembare kenmerken, zoals verschillen in kleur, in hoogte of helling, in de natuurlijke begroeiing, in de stand van de cultuurgewassen, in bodemgebruik e.d., hiervoor dienen. Bestudering van luchtfoto’s kan soms, en m.n. in geaccidenteerd terrein, een belangrijke besparing op terreinwaarnemingen betekenen. Om de verschillen in bodemgesteldheid op de bodemkaart te kunnen weergeven, moeten de gronden van het gebied in een aantal karteerbare bodemeenheden (kaarteenheden) worden onderscheiden. De grondslag hiervoor is de bodemclassificatie, een indeling die vooral berust op de blijvende eigenschappen van de gronden. De gedetailleerdheid waarmee de bodemgesteldheid in kaart kan worden gebracht, hangt af van de dichtheid van het waarnemingsnet.
Hierdoor worden ook het aantal onderscheiden kaarteenheden en de nauwkeurigheid van de bodemgrenzen bepaald. Bodemkartering verschaft gegevens voor een zo juist mogelijk grondgebruik, hetzij voor land-, tuin- of bosbouw (gewassenkeuze, grondverbetering, ruilverkaveling e.d.), hetzij voor andere doeleinden (planologie, stedebouw enz.). De gegevens die in een bodemkaart en eventueel daarvan afgeleide kaarten en bijbehorend rapport zijn vastgelegd, vormen de grondslag voor elk plan waarbij de bodem betrokken is. In Nederland worden bodemkarteringen verricht door de Stichting voor Bodemkartering te Wageningen, en (uitsluitend voor de IJsselmeerpolders en de buitendijkse gronden) door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders te Zwolle.
In 1947 werd in België, onder auspiciën van het Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw begonnen met de systematische opname van de bodemkaart. Deze opname wordt uitgevoerd door het Centrum voor Bodemkartering, waarvan de algemene directie gevestigd is bij de Rijksuniversiteit te Gent. Het Centrum voor Bodemkartering telt drie secties, nl. Gent, Leuven en Gembloux, die tevens de voornaamste centra zijn voor landbouwkundig onderzoek. De publikaties van het Centrum voor Bodemkartering bevatten: de bodemkaarten uitgegeven per kaartblad (800 ha) op schaal 1:20000, de verklarende tekst bij iedere bodemkaart, monografieën over natuurlijke streken of gedeelten ervan.
itt. P. Buringh, G.G.L. Steur en A.P.A. Vink, Some techniques and methods of soil survey in the Netherlands (1962); Soil survey staff, Soil survey manual (USDA Handbook 18, 1951); A.P.A. Vink, Planning of soil surveys in land development (1963); Stichting voor Bodemkartering, De bodem van Nederland (1965).