o. (-en, -s),
1. de beginselen van de rekenkunde, algebra, eenvoudigste eigenschappen, de grondslagen;
2. grondstelling van een systeem of theorie: het beginsel van de wet is, dat ieder naar vermogen evenveel belasting betaalt;
3. stelling, overtuiging, waarnaar iemand handelt, m.n. op het gebied van godsdienst, zedelijkheid en staatkunde, principe: een man van goede, edele beginselen; in beginsel is hij het met mij eens; een man van beginselen, een man die weet wat hij wil.