Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Australopithecinae

betekenis & definitie

[Lat. australis, zuidelijk; Gr. pithekos, aap], verzamelnaam voor verschillende typen uitgestorven vroege hominiden, die gedurende 2, wellicht 5-6 mln. jaren, in Zuid- en Oost-Afrika hebben geleefd. Zij waren waarschijnlijk voorlopers van Homo erectus, de eerste duidelijk menselijke wezens.

Sinds de eerste vondst in 1924 (zie Taungschedel) zijn reeds ca. 2000 skeletfragmenten gevonden. Aanvankelijk werden zij beschouwd als erg aapachtig, vooral vanwege de geringe herseninhoud; tegenwoordig erkent men menselijke trekken in bouw en gedrag.Als primitief en aapachtig zijn te beschouwen: de sterk ontwikkelde beenwal boven de ogen, de uitstekende kaak (prognathie), het ontbreken van een kin, de brede en zeer platte neus, en het lage en wijkende voorhoofd. Mensachtig is het gebit, geplaatst in een boog (geen rechthoek), zonder uitstekende hoektanden of een open ruimte (diasteem) voor de bovenste hoektanden (kenmerkend voor mensapen). De bouw van schedel en bekken wijzen op een rechtopgaande (bipede) gang. Australopithecinae kenden nog geen spraak; er was wellicht wel communicatie door geluiden. Ze leefden in kleine groepen op de grond, aan de rand van het bos of in het open veld, altijd dicht bij water. De gemiddelde leeftijd was hooguit 20 jaar.

Aanvankelijk kregen fossielen van verschillende vindplaatsen, dikwijls sterk variërend, ook in ouderdom, afzonderlijke soort- en geslachtsnamen. Tegenwoordig worden deze alle gerekend tot hetzelfde genus, Australopithecus. ;

LITT. M.A.Edey, De ontbrekende schakel (1973).