Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Australopithecus

betekenis & definitie

geslacht van hominiden, behorend tot de Australopithecinae. Men onderscheidt twee typen die tegelijkertijd geleefd moeten hebben.

1. Het fijngebouwde type, met vrij rechte benen, zonder zware kaken, en zonder beenkam op de schedel, d.w.z. mensachtige kaakspieren en voortanden van een vleeseter. Deze omnivore jagers hadden reeds primitieve werktuigen en een grote verspreiding, zowel in Zuidals Oost-Afrika. Men onderscheidt: Australopithecus africanus (= A. prometheus = Plesianthropus transvaalensis), met een gemiddelde herseninhoud van ca. 450 cm3, en Australopithecus habilis (= Homo habilis?), op africanus lijkende vormen, jonger dan 2 mln. jaar. Met een herseninhoud van 600—684 cm3 en minder primitieve werktuigen benaderen zij de grens naar Homo. Deze soort ging wellicht 1,3 mln. jaar geleden geleidelijk over in Homo erectus.
2. Het robuuste type, met beenkam op de schedel, zware kaken en kaakspieren, smalle voortanden, grote kiezen. Deze herbivoren zonder werktuigen waren zeker geen voorlopers van de moderne mens. Er zijn twee soorten: Australopithecus (= Zinjanthropus) boisei (= Paranthropus), leefde zeker zo’n 3 mln. jaren in Oost-Afrika; deze superrobuuste soort kon niet goed rechtop lopen, en Australopithecus robustus uit Zuid-Afrika, nauw verwant aan Australopithecus africanus. Een mln. jaar geleden stierven beide robuuste soorten uit, wellicht verdrongen door de toen opkomende Australopithecus habilis.