[Lat., gouden], m. (-rei), Romeinse gouden munt.
Ten tijde van Caesar had de munt een waarde van 25 denarii en woog 1/40 pond = 8,18 g, een gewicht dat onder latere keizers verminderde. Door keizer Constantijn de Grote (306—37) werd de aureus door de solidus vervangen die1/72 pond = 4,55 g woog.