af'glijden (gleed af, is afgegleden),
1. naar beneden glijden, voortschuivend (langs een hellend vlak) naar beneden komen; ook fig.;
2. glijdend van iets af raken: de afgegleden dekens; zij liet de mantel van haar schouders afglijden;
3. in de luchtvaart: ten gevolge van snelheidsverlies in een spiralende val (vrille) raken.