Synoniem: Xanthóxyhim, Zanthóxylon.
Een geslacht, rijk aan soorten, waarvan slechts enkele bij ons voldoende winterhard zijn, bovendien meestal alleen aanwezig in botanische collecties. Meestal struiken of opgaande heesters met gedoomde twijgen en zomergroene, geveerde, zelden 3-delige bladeren; deze geheel of langs de bladrand met olieklieren bezet. Bloemen 1-slachtig of polygaam, groen-geel, in okselstandige bundels of trossen;
bloemdek enkelvoudig; ♂ bloemen met 3-6 meeldraden en onontwikkelde vruchtbladen; vrucht een samengestelde 2-kleppige doosvrucht, 1-zadig.
Voor kleine tuinen niet aan te bevelen; voor grote tuinen en parken in kleine groepen of alleenstaand.
Verlangt een goed doorlatende, humushoudende zandgrond. Vermeerdering het best door zaaien, ook van afleggers, minder goed van wortelstek.