Bomen of struiken met zomergroene, verspreid staande, onevengeveerde bladeren; blaadjes ongesteeld, scherp gezaagd. Bloemen polygaam (veeltelig), 5 kelk- en kroonbladen, 8 aan de binnenzijde der schijf ingeplante meeldraden, korter dan de kroonbladen; vruchtbeginsel met korte stijl;
vrucht 3-hokkig, veelzadig.
Dit geslacht draagt ook wel de naam geelhoorn; deze naam is afgeleid van de schijf, welke uit oranjegele hoorns bestaat. Slechts 1 soort bekend.