S.corymbósa X S.douglásii Zeer rijkbloeiende, opgaand groeiende struik met donkerbruine, kantig gestreepte, eerst dicht viltig behaarde, later geheel kale twijgen, stomp-eironde, behaarde knoppen, bladeren 6-8 cm lang, 2,5-3,5 cm breed, bovenzijde kaal, onderzijde grijs- of blauw-groen, kort viltig behaard, kort gespeeld, donkergroen, lang-ovaal, soms eivormig-elliptisch of ook omgekeerdeivormig; bladvoet gaaf, meestal afgerond, bladrand boven het midden groot dubbel gezaagd-getand.
Bloeit einde Juni tot einde Augustus met lichtrose bloemen in eindstandige, brede pluimen; kroonbladen half zo lang als de meeldraden, eivormig;
kelkslippen teruggeslagen.