S. japónica THUNB. X S. reevesiána FORT.
Sterk groeiende, zeer rijkbloeiende bastaard, kenbaar aan de reeds zeer vroeg in het najaar verschijnende, donkerbruine, lange bloempluimen. Jonge twijgen slank, olijfbruin, top bruin-rood; knoppen zeer klein, rood-bruin.
Bladsteel tot 1 cm lang, bruin; bladeren 7-12 cm lang, 2-4 cm breed, grootste breedte iets boven het midden, vooral aan de top der twijgen, aan de onderzijde langs bladrand en middennerf bruin-rood getint, bovenzijde glanzend donkergroen, onderzijde heldergroen, tamelijk vlak, dun, lang-elliptisch, naar de bladvoet en top puntig toelopend; bloempluimen tot 9 cm lang.
Tot nu kwamen van deze bastaard slechts de ♂ planten voor, doch ik ontving materiaal van ♀ planten van Terra Nova, Aalsmeer, afkomstig uit Engeland.
Deze lijkt mij minder sterk te groeien en heeft iets kleinere en stevigere bladeren; vruchten tot 10 mm in doorsnede, bijna rond, glanzend scharlakenrood.
S. f. var. rogérsii REHD., synoniem: S. rogérsii MAST., gelijkt zeer veel op de vorige bastaard, doch groeit niet zo sterk. Evenals bij deze zijn in het najaar de bloempluimen reeds sterk ontwikkeld en bruin-rood getint. Jonge twijgen groen, aan de top bruin; knoppen glanzend bruin; bladstelen bruin-groen. Bladeren veel op die van S. foremánii gelijkend, doch gewoonlijk met de grootste breedte boven het midden, bovenzijde glanzend donkergroen, onderzijde heldergroen, soms met rood-bruine middennerf. Bloemen meestal 1-slachtig in eivormige pluimen, zeer rijk bloeiend.
