Mantsjoerije, N.-China; 6-12 m.
Synoniem: V. vulpína L. var. amurénsis REG..
Bij vele exemplaren onder deze naam voorkomend, is de bladonderzijde min of meer bruinviltig behaard, wat bij de echte Vítis amurénsis niet het geval is. Het is een sterk groeiende soort, welke vooral kan worden aangewend voor begroeiing van oude bomen met een open, losse kroon. Jonge twijgen bruinviltig behaard, enigszins vlokkig en aan de lichtzijde rood-groen getint; oudere takken bruin, met afschilferende schors. Bladeren gemiddeld 10-16 cm lang, bijna even breed, bovenzijde kaal en donkergroen, onderzijde zeer spaarzaam behaard, langs de nerven dichter en iets lichter getint, niet glanzend, eirond, meestal 3-, zelden 5-lobbig, bladvoet diep hartvormig, de lobben toegespitst of bijna stomp, bladrand groot getand; in het najaar verkleuren de bladeren zeer mooi. Bloempluimen tot 6 cm; vruchten 6-8 mm in diameter, zwart, iets blauw berijpt.
