Maretak of Vogellijm Europa, N.-Afrika; 1 m.
Twijgen gaffelvormig vertakt, geel-groen; bladeren lepelvormig, 3-5 cm lang, lederachtig, altijd groen, aan het einde der twijgen. Bloeit Februari-April met geelachtig-groene bloemen in de oksels der twijgen. Bessen 8 mm in diameter, wit, glanzend, met slijmachtig taai vlees.
De maretak of vogellijm groeit bij ons hoofdzakelijk in Z.-Limburg op populieren en appelbomen, doch bij uitzondering ook op andere bomen. In Frankrijk is deze soort zeer verspreid en de talrijke planten in populieren gelijken op heksenbezems. De takken der vrouwelijke planten met de witte bessen worden veel gebruikt als versiering bij het Kerstfeest.