Japan; 1,5 m.
Synoniem: Ellióttia paniculáta BENTH. et HOOK. F..
Meer opgaand en breed uitgroeiend struikje, met iets gegroefde rood-bruine twijgen. Bladeren zeer kort gesteeld, 2-6 cm lang, ovaal, soms omgekeerd-eivormig, met puntig toelopende top en wigvormige bladvoet, rand gaaf, tamelijk dun, aan de onderzijde langs de hoofdnerf iets behaard.
Bloeit van Juli-September, met witte tot lichtrose gekleurde bloemen, in tot 10 cm lange trossen van 30-50 bloemen, met omgekeerd-eivormige schutblaadjes. Bloemen 8-10 mm lang, met kleine kort gelobde kelk en 3-8 mm lange ovale kroonbladen;
deze en de kelk zeer fijn gezaagd.