N. W.-Amerika, Alaska, Oregon; 1,5 m.
Synoniem: S. douglásii HOOK. var. menziésii PRESL.
Opgaand groeiende struik, in groeiwijze op S.douglásii gelijkend, met bruine, fijn gestreepte, kantige twijgen, eivormige, behaarde knoppen en lancetvormige of ovale bladeren, in Juli-Augustus bloeiend met lichttot donkerrose bloemen, in smalle, kegelvormige pluimen.
Jonge twijgen zeer lang behaard blijvend; bladeren 6-10 cm lang, 1,5-3 cm breed, naar beide zijden smal toelopend, bladrand gezaagd, bij de bladvoet meestal gaaf, bovenzijde frisgroen, kaal, onderzijde lichtgroen en blijvend behaard.
Bloemen 4-6 mm in diameter met twee maal zo lange meeldraden als kroonbladen; stijlen afstaand. Bloempluimen tot 20 cm lang, behaard.