M.-China; 3 m.
Breed opgroeiende struik met dunne rood-bruine, geheel kale twijgen en behaarde eivormige knoppen; de twijgen met talrijke lichtbruine lenticellen bezet. Bladeren 10-20 cm lang, met iets gevleugelde bladsteel en spil en 17-31 blaadjes; deze 2-3,5 cm lang, lang-lancetvormig, naar beide zijden iets puntig toelopend, bovenzijde frisgroen, kaal, onderzijde grijs-groen, eerst iets behaard, later kaal, in het najaar zeer mooi verkleurend.
Bloeit in Mei-Juni met witte bloemen in tot 8 cm brede, iets behaarde tuilen; bloemen 8-10 mm in diameter; helmknoppen bruin; stijlen 5, aan de basis vergroeid en een weinig behaard; vruchten 6-7 mm in diameter, wit, aan korte rode steeltjes.
