Azië; 8 m.
Synoniem: S.japónica KOEHNE, S.aucupária var. japónica MAXIM..
Kleine boom met geheel kale, olijfgroene twijgen, later donkerbruin, met dikke, grijze lenticellen, geheel kale, spitse, rode, iets kleverige knoppen en tot 18 cm lange, geveerde bladeren, in Mei bloeiend met witte bloemen in geheel kale, tot 15 cm brede, iets hangende tuilen, opgevolgd wordend door kleine, helderrode vruchten.
Bladeren met 4-7 paar blaadjes en geheel kale, zwakgegroefdehoofdbladsteel; blaadjes 3,5-7 cm lang, lancetvormig, zelden elliptisch, toegespitst, bladvoet gaaf, rand overigens scherp-, soms dubbel gezaagd met sterk naar voren gerichte tanden, bovenzijde donkergroen, niet glanzend, kaal, onderzijde eerst zeer spaarzaam langs hoofdnerf behaard, spoedig kaal wordend, iets grijs-groen, in het najaar min of meer rood verkleurend.
Bloemen tot 8 mm in diameter met geheel kale kelk en bloemstelen, langs de rand der kelkbladen spaarzaam met kleine klieren bezet; 3-4 stijlen;
vruchten 6-8 mm in diameter.
