Japan; 2 m.
Synoniem: R.ribifólius C.S..
Van deze soort zag ik slechts kleine planten onder bovenstaand synoniem. Bij ons zal het wel een laagblijvende struik blijven, die een zeer gunstige standplaats verlangt en in halfschaduw kan worden geplant.
Twijgen rond, spaarzaam fijn geklierd, spoedig kaal wordend en aan de top berijpt. Bladeren aan tot 6 cm lange, behaarde bladstelen, 8-14 cm lang en breed (volgens REHDER tot 20 cm) bijna rond, 3-5-lobbig, lobben dieper ingesneden dan bij de vorige soorten, met spitse top, bladvoet hartvormig, rand dubbel gezaagd, bovenzijde iets glanzend frisgroen, kaal, onderzijde lichtgroen, langs de nerven spaarzaam behaard.
Bloemen weinig opvallend, alleenstaand of enkele bijeen, wit, iets rosé getint, 2,5-3 cm in diameter;
kelk viltig behaard; vrucht rood en eetbaar.