Gepubliceerd op 15-03-2019

Ríbes petraéum WULF

betekenis & definitie

M.- en W.-Europa; 2 m.

Nog vrij veel in Zwitserland in het wild voorkomend, een opgaand groeiende struik vormend met geheel kale, stevige twijgen, donkergroene bladeren en iets rood-bruin getinte bloemen in tot 12 cm lange, smalle trossen, opgevolgd wordend door donkerrode vruchten.

Twijgen wit-grijs, afschilferend; bladeren aan tot 6 cm lange, eerst behaarde, later kaal wordende bladstelen, 6-10 cm breed, dun, meestal 3-lobbig, of 5-lobbig en dan de onderste lobben zwak ontwikkeld, top en lobben meer puntig toelopend, bladvoet diep hartvormig, rand scherp ingesneden gezaagd, eerst aan beide zijden behaard, later bovenzijde kaal, onderzijde blijvend langs hoofdnerven behaard. Bloeitijd April-Mei; bloemen kort gesteeld; kelk breedklokvormig; kelkslippen langer dan kroonbladen, teruggeslagen; meeldraden bijna even lang;

bloembodem bijna vlak; stijlen aan de voet verdikt, iets afstaande stempels, vrucht donkerrood.

R.p .var.biebersteínii C.S. heeft gewoonlijk 5-lobbige bladeren met korte, stompe lobben, aan de onderzijde spaarzaam behaard; bloemen rood, in lange trossen; vruchten donker purperrood.
R.p .var. atropurpúreum C.S., bladeren meestal 3-lobbig; lobben spits, de onderzijde spaarzaam blijvend behaard; bloemen purperrood in korte bloeiwijze;

vruchten donker purperrood.

< >