Zwarte bes Europa, Himalaya, M.-Azië; 2m.
Struiken opgaand groeiend met eerst behaarde, spoedig kaal wordende twijgen, dicht met harspunten bezet en evenals de bladeren zeer onaangenaam riekend. Bladeren 6-12 cm breed, 3-5-lobbig, indien 5-lobbig, dan onderste lobben zwak ontwikkeld en stomp, overigens top en lobben spits toelopend, bladvoet meestal hartvormig, rand gezaagd, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde iets lichter, spaarzaam behaard met gele harspunten. Bloemen in April-Mei, groen-wit in hangende trossen met teruggeslagen kelkslippen; vrucht bijna rond, zwart.
Hiertoe behoren de vele grootvruchtige vormen als Boskoop Giant, Goliath, Baldwin, enz.
R.n.var.reticulátum NICH. is een vroeger veel gekweekte struik met geel gestippelde bladeren.
R.n.var. apiifólium KIRCHN., synoniem; R.n.var. disséctum NICH.; bladeren zeer diep ingesneden, de slippen weder veerdelig.
R.n.var.xanthocárpum SPAETH heeft geel-witte vruchten.
R.n.var.aúreum HORT. heeft goudgeel gekleurde bladeren.