O.N.-Amerika; 1,5-2 m.
Synoniem: Azálea vaséyi REHD..
Min of meer onregelmatig opgroeiende struik, met eerst fijn viltig behaarde, later geheel kale, rood-bruine twijgen. Bladeren 5-12 cm lang, 12-40 mm breed, naar beide zijden puntig toelopend, rand gewimperd, bovenzijde donkergroen, glad aanvoelend en kaal, onderzijde lichter getint en spaarzaam langs nerven behaard. Bloeit vóór de bladontwikkeling in 3-8-bloemige, eindstandige tuilen; bloemkroon tot 5 cm in diameter, klokvormig, lichtrose, aan de basis met oranje-rode vlekken; meeldraden 7, waarvan enkele langer dan bloemkroon.