Japan, Korea, China; 25 m.
Synoniem: Q. bungeána FORB., Q. serráta CARRUTHERS non THUNB..
Veel op voorgaande soort gelijkend, doch met langere, aan de onderzijde blijvend behaarde bladeren. De soorttoevoeging „variabilis” slaat zeer waarschijnlijk op de veranderlijke vorm der eikels. Op het landgoed „Gooilust” te ’s-Graveland is een mooi exemplaar aanwezig.
Jonge twijgen eerst zeer fijn behaard, licht-groen, later kaal; bladknoppen ongeveer 5 mm lang, lichtbruin en gewimperd; bladeren 10-15 cm lang, 3-4,5 cm breed, bovenzijde glanzend groen, onderzijde dicht-grijsviltig behaard, eivormig-elliptisch of lancetvormig, top toegespitst, blad voet afgerond of zwak hartvormig, bladrand kort doch scherp getand, 12-18 paar parallel lopende zijnerven.
Vruchten bijna rond, soms ook langer dan breed, 15-20 mm lang, kort gesteeld; kuip zeer dik met priemvormige schubben.