Chinese vleugelnoot China; 25-30 m.
Syn.: P. japónica HORT., P. sinénsis HORT..
Van de overige soorten en variëteiten is deze vleugelnoot in de zomer goed te onderscheiden door de gevleugelde bladspil, in de winter door zijn enigszins zwartbruine twijgen met bruin-gele lenticellen. Gewoonlijk bereikt deze soort niet de hoogte, welke hierboven is aangegeven, doch blijft het een kleine boom of boomachtige struik. Twijgen aanvankelijk rood-bruin, grijs behaard, later kaal; knoppen zonder knopschubben, roestkleurig; bladspil gevleugeld, de onderzijde grijs behaard; bladeren 20-45 cm lang, 8-24 blaadjes; blaadjes 8-12 cm lang, 2,5-4 cm breed, bovenzijde donkergroen, aanvankelijk langs de bladrand behaard, onderzijde grijs-groen, langs de nerven en bij de bladvoet behaard, smal lancetvormig, scherp gezaagd, de bovenste blaadjes meestal met de grootste breedte boven het midden. Bloeit Mei-Juni; ♂ bloemen aan 5-8 cm lange katjes; ♀ katjes na de vruchtzetting 20-30 cm lang. Vrucht een nootje, rond eivormig, spitse top en smalle, enigszins opstaande, lancetvormige vleugels.