M.-China, Korea, Mantsjoerije; 15 m.
Synoniem: Laurocérasus maáckii C.S..
Opgaand groeiende boom met dicht vertakte kroon, glanzend bruinrode twijgen en kleverige knoppen;
bloeit met kleine witte bloemen in hangende trossen die worden opgevolgd door kleine ronde glanzend zwarte vruchten.
Bladeren hoogstens 10 cm lang, elliptisch, met spitse top en fijn gezaagde bladrand, bladvoet meestal kort afgerond, eerst bruinachtig groen en kleverig, later glanzend heldergroen, kaal, onderzijde langs de nerven behaard en hier en daar groepjes kliertjes bijeen; bladstelen tot ruim 1,5 cm lang, geklierd.
Bloeit in begin Mei met onaanzienlijke vuilwitte bloemen in tot 7 cm lange hangende trossen; bloemen 8-10 mm in diameter, met klierachtig getande kelkbladen; vruchten ongeveer tot 5 mm in diameter, zeer spaarzaam voorkomend.