Chinese balsempopulier N.-China; 10-15 m.
In het voorjaar zeer vroeg uitlopend; de jonge blaadjes geelgroen, zodat jonge bomen met hun brede kroon en hangende zijtakken dan wel gelijken op de gelijktijdig uitbottende treurwilg (Sálix álba L. var. trístis GAUD.). Van jonge bomen is de vorm der kroon anders dan van oude exemplaren: eerst tamelijk breed met sterk hangende takken, later, op oudere leeftijd, een smalle, opgaande kroon; bladstelen 1-2 cm; bladeren zeer verschillend van vorm: aan jonge, krachtig groeiende bomen ovaal-elliptisch, naar de voet gelijk aflopend, aan minder krachtig groeiende bomen en aan kleine zijtakken, omgekeerd ei-lancetvormig met kleine top, fijn gezaagd of bijna getand met enigszins rode middennerf.
P. s. var. fastigiáta C.S. heeft een zuiver kegelvormige groeiwijze; jonge twijgen sterk kantig en purperrood; bladstelen zeer klein; bladeren veel kleiner dan die van de soort, bovenzijde donkergroen, onderzijde matglanzend grijsgroen, omgekeerd ei-vormig en naar de bladsteel smal toelopend.
