O.N.-Amerika; 25-30 m.
Synoniem: P. monilífera AIT., P. deltoídea var. monilífera HENRY.
Voorzover mij bekend is komt deze populier niet in ons land voor. Volgens REHDER moet deze zich van de hiervoor genoemde Canadese populieren onderscheiden door een sterke beharing van de bladrand en constante aanwezigheid van twee of drie kliertjes aan de bladvoet. Jonge twijgen aan de top enigszins kantig en kleverig, geheel kaal; bladstelen enigszins rood getint; bladeren driehoekig of deltavormig, blad voet meestal vlak, zeer zelden wigvormig toelopend. De katjes der ♂ bloemen zijn 7-10 cm lang, ♀ katjes 15-20 cm lang, kort gesteeld.
P. d. var. missouriénsis HENRY, Synoniem: P. anguláta MICHX f. non AIT. (= „Amerikaanse populier”) komt bij ons vrij veel voor en wordt een tot 25 m hoge, slank opgroeiende boom met pyramidale kroon en lang glad blijvende grijze of grijs-witte stam. Jonge twijgen met opvallend lange, enigszins witte lenticellen en sterk kantig, meerjarige twijgen van lijsten voorzien; knoppen aanliggend, lang toegespitst, bruin; bladeren 7-12 cm lang, 6-10 cm breed, zeer vroeg ontluikend en dan mooi bruinrood getint, later lederachtig, bovenzijde blauwachtig-groen, onderzijde licht-groen, rond-deltavormig, top gelijkmatig toelopend, blad voet zwak-hartvormig of soms bijna recht met 3-4 kliertjes bij de bladsteel, bladrand eerst gewimperd, fijn gezaagd-getand; bladsteel 5-10 cm lang, kaal, enigszins rood aangelopen.