Van China; gekweekt, niet in het wild voorkomend; 8 m.
Een van de mooiste en meest voorkomende soorten(?), een hoge struik vormend met donkergroene, elliptisch gevormde bladeren, rijk bloeiend met in knop donkerrose, later zachtrose, meestal half gevulde bloemen, de vruchten goed kenbaar aan de aan de top verdikte vruchtsteel.
Bladeren aan tot 3 cm lange, behaarde bladstelen, 5-9 cm lang, 3-4,5 cm breed, steeds ongelobd, met gebogen zijnerven, elliptisch tot ovaal, of eivormig-elliptisch, top spits of kort toegespitst, bladvoet wigvormig of kort afgerond, rand ingesneden gezaagd met bijna genaaide tanden, bovenzijde matglanzend groen, kaal, onderzijde iets glanzend heldergroen, eerst behaard, later kaal.
Bloeit einde April-begin Mei in tot 12 cm brede trossen; bloemen aan tot 3,5 cm lange bloemstelen, 4-5 cm in diameter; stijlen aan de voet dicht behaard; kelkslippen viltig behaard, korter dan de kelkbuis; vruchten tot 2 cm in diameter, aan de top iets geribd, geel.
M.s. var. rivérsii NASH; afwijkend van de soort door grotere en iets langer gesteelde bladeren, langer gesteelde, grotere bloemen, duidelijker geribde vruchten. Bladeren soms tot 11 cm lang, dan meestal elliptisch tot lang-elliptisch, de rand minder diep gezaagd, bij de bladvoet bijna gekarteld; bloemen tot ruim 5 cm in diameter, iets langere kelkslippen;
kroonbladen iets puntig toelopend, talrijke meeldraden met lichtgele helmknoppen. Naar mijn mening bij ons veel onder de soortnaam voorkomend.
M.s. var. álbo-pléna SCHELLE; sterker groeiend dan de voorgaande variëteit, zeer rijk bloeiend met goed gevulde, zuiver witte bloemen. Vruchten tot 3,5 cm in diameter, groen met bruin-rood.
