Pruimbladige appel N.O.-Azië; 8 m.
Synoniem: Pýrus prunifólia WILLD..
Kleine boom met brede kroon, iets glanzende, donkergroene bladeren, tamelijk grote, witte bloemen en bijna ronde, gele of geel met rood gekleurde vruchten met geel, vast vruchtvlees.
Twijgen eerst behaard, later kaal, olijfgroen met verspreid staande, zeer kleine lenticellen; bladstelen tot 4 cm lang, diep gegroefd, aan de basis rood-bruin getint. Bladeren 5-10 cm lang, 3-5,5 cm breed, elliptisch tot breed-elliptisch, top spits, bladvoet spits of afgerond, rand scherp gezaagd met naar voren gerichte tanden, bovenzijde zeer donkergroen, kaal, glad aanvoelend en glanzend, onderzijde heldergroen, behaard, soms kaal. Bloeit in Mei in iets behaarde, 6-10-bloemige trossen; bloemen 2,5-3 cm in diameter, wit; kelk en kelkslippen behaard; vruchten 2-2,5 cm in diameter met geel, vast vruchtvlees aan 2,5-4 cm lange vruchtstelen.
M.p. var. rínkii REHD., synoniem: M.ríngo CARR., M.yezoénsis KOIDZ., van de soort afwijkend door iets grotere, rose gekleurde bloemen, een kleine, opgaand groeiende boom vormend. Bladeren elliptisch tot breed-elliptisch of eivormig-ovaal, top spits of toegespitst, bladvoet meestal afgerond, rand scherp gezaagd, onderzijde blijvend kort behaard.
Bloemen tot ruim 3 cm in diameter, rose, in armbloemige behaarde tuilen; vruchten tot ruim 12 mm in diameter, geel.
M.p. „Cheal’s Crimson”, in groeiwijze op de soort gelijkend, doch sterker groeiend, een mooie boom vormend. Bladeren tot ruim 10 cm lang, met meestal toegespitste top, bovenzijde glanzend donkergroen, geheel kaal.
Bloemen wit, soms iets lichtrose getint; vruchten 2-2,5 cm in diameter, wasachtig geel, aan de zonzijde rood getint.
M.p. „Golden Gem'’ bloeit zeer rijk met licht lila-rose bloemen; vruchten 1-1,5 cm in diameter, glanzend heldergeel, spoedig afvallend. Als bloemstruik of kleine boom echter zeer mooi.