Kersappel, Crabapple O.-Siberië, N.-China; 12 m.
Synoniem: M.baccáta var. sibírica C.S., Pýrus baccáta L..
Zeer vaak worden bij ons als soort aangemerkt de grootvruchtige vormen, soms ook de hieronder voorkomende bastaarden; de echte kersappel heeft echter kleine vruchten, die in vorm de kers benaderen. Het wordt een kleine boom met eerst opgaande, later meer afstaande takken, opvallend door een rijke bloei van zuiverwitte bloemen, terwijl de vruchten geel met rood zijn getint, met spoedig week wordend vruchtvlees. Als solitairgewas ook voor kleine tuinen zeer aan te bevelen; een nadeel is echter, dat de bladeren spoedig afvallen.
Twijgen donkerbruin, kaal; bladstelen tot 5 cm lang; bladeren 3-8 cm lang, 2-4,5 cm breed, eirondovaal, top spits, bladvoet meestal afgerond, rand fijn gezaagd, bovenzijde glanzend olijfgroen, onderzijde eerst behaard, later kaal. Bloeit begin Mei in 3-8-bloemige tuilen; bloemen tot 3,5 cm in diameter, wit, ruikend, stijlen geheel kaal, kelkslippen langer dan de kelkbuis; vruchten 8-12 mm in diameter, zonder kelk, met ingeplante vruchtsteel, zuur smakend.
M.b. var. mandshúrica C.S., synoniem: Pírus cerasífera TAUSCH, wijkt van de soort af door grotere, elliptisch gevormde, bijna gaafrandige bladeren, bij het uitlopen aan de onderzijde dichter behaard. Bloemen tot 4 cm in diameter, sterker ruikend, met behaarde kelk en bloemsteel; vruchten wasgeel, bruinrood gevlekt.
M.b. var. jáckii REHD. vormt een hoge, breed uitgroeiende struik, zeer rijkbloeiend; bloemen in knop rose, later wit, terwijl de bloemstelen zich tijdens de bloei verlengen, zodat de vruchten langer gesteeld zijn dan die van de soort.
