Gepubliceerd op 15-03-2019

Itea virgínica L

betekenis & definitie

Z.O.N.-Amerika; 1,5 m.

Opgaand groeiende struik met langwerpig-ovale, in het najaar zeer mooi verkleurende bladeren, van midden Mei tot Juli zeer rijk bloeiend met kleine, witte, ruikende bloemen in dicht behaarde trossen, een zeer mooie struik voor laag blijvende groepen, temeer daar de bladeren in de nazomer zeer mooi rood verkleuren.

Twijgen dun, met geladderd merg (echter niet bij alle soorten, of zeer onduidelijk), eerst behaard, later kaal;

knoppen zeer klein, behaard; bladstelen 4-10 mm lang; bladeren 4-8 cm lang, 2 tot ruim 4 cm breed, langwerpig-ovaal of lang-elliptisch, top spits, bladvoet meestal wigvormig, soms kort afgerond, rand fijn en scherp gezaagd, bovenzijde fris groen, kaal, onderzijde bijna gelijk van kleur, spaarzaam behaard.

Bloemen ongeveer 8 mm in diameter, ster-vormig, in opstaande, tot 12 cm lange, behaarde trossen;

meeldraden even lang als kroonbladen; doosvrucht 6-8 mm lang, iets behaard.

< >