Hortensia Zomergroene struiken, soms klimmend, met overstaande, meestal gezaagde, zelden gelobde bladeren, bloemen in eindstandige, vlakke of gewelfde, tuilen, of in een meer pluimvormige bloeiwijze, gedeeltelijk of soms ook alle bloemen steriel (onvruchtbaar);
vaak de randbloemen met vergrote, bloemkroonachtige kelk; 4-5 kelk- en kroonbladen; 8-20, meestal 10, meeldraden; 2-5 geheel vrije stijlen; doosvrucht met talrijke zeer kleine zaden.
Van bovenstaand geslacht komen bij ons slechts weinige soorten voor, wel talrijke tuinvormen, afkomstig van H.marcrophýlla DC., welke bij ons als Hortensia’s bekend zijn en die voornamelijk gekweekt worden voor de trekkerij.
Ongeveer 35 soorten zijn bekend, afkomstig uit N.- en Z.-Amerika, Azië (China, Japan, Korea) terwijl ook enkele tropische soorten voorkomen.
Alle hieronder beschreven soorten en vormen verlangen een zonnige standplaats en niet te droge, humusrijke zandgrond. Het doel, waarvoor de onderscheiden soorten en vormen gebruikt kunnen worden en ook de kweekwijze loopt uiteen, zodat dit bij de beschrijving van elke soort is opgenomen. Alle zijn het zeer mooie bloemstruiken, die van Juni af tot in September zeer rijk bloeien in eindstandige bloeiwijzen. Zij zijn vooral van belang, omdat zeer weinig houtgewassen in die tijd bloeien en mijns inziens juist de in de zomer bloeiende houtgewassen nog te weinig worden gebruikt.
I. Struiken, opgaand groeiend; kroonbladen vrij, afstaand; zaden niet of alleen aan de top gevleugeld . . . . Sectie Euhydrangéa 1. Kroonbladen afstaand of teruggeslagen; fertiele bloemen wit; vruchtbeginsel onderstandig; zaad ongevleugeld . . . . Groep Americánae 2. Kroonbladen teruggeslagen; fertiele bloemen rose of blauw; vruchtbeginsel half of gedeeltelijk bovenstandig; zaden ongevleugeld, zeer klein . . . Groep Petalánthae 3. Kroonbladen spoedig afvallend; fertiele bloemen wit; 3 stijlen; vruchtbeginsel half bovenstandig; zaden aan de top iets gevleugeld . . . . Groep Heteromállae 4. Bloemen wit, roseof blauw; stijlen meestal 2; vruchtbeginsel onderstandig; zaden gevleugeld . . . . Groep Piptopétalae II. Struiken klimmend met luchtwortels; kroonbladen aan de top samenhangend en zo gelijk afvallend; zaden kransvormig gevleugeld Sectie Calyptránthe