Japan; 1,5 m.
Gelijk de soortnaam reeds aanduidt is het kenmerk van deze winterharde struik, dat kleine ronde bladeren de bloemknoppen omsluiten of inhullen;
overigens een zeer bekende struik, in bladvorm op H.bretschneidéri gelijkend, in Augustus-September zeer rijk bloeiend in eindstandige tuilen.
Twijgen behaard, geel-bruin; bladstelen 2,5-5 cm lang, dicht behaard; bladeren 10-18 cm lang, eivormig of ei-lancetvormig, top spits of toegespitst, bladvoet afgerond of zwak hartvormig, rand scherp dicht gezaagd-getand met genaaide tanden, bovenzijde matglanzend donkergroen, spaarzaam aanliggend behaard, onderzijde grijs-groen, dicht aanliggend behaard.
Bloeit Augustus-September, soms reeds van midden Juli af, in 6-10 cm brede, behaarde tuilen; bloeiwijze aan de voet omgeven door rond-ovale, grijs-groene, behaarde bladeren, eerst de bloemen in de knop inhullend, later blijvend. Fertiele bloemen klein, violetkleurig, steriele randbloemen wit of enigszins wit, 1,5-2,5 cm in diameter.
Kweekwijze van zaad en door afleggen.