Struiken, zelden bomen, met zomergroene, verspreid staande, kort gesteelde, enkelvoudige bladeren met spoedig afvallende, lancetvormige steunblaadjes. Bloemen 2-slachtig, 1-5 bijeen in kortgesteelde bundels, 4-tallig, 4 korte, teruggeslagen, eivormige kelkbladen, 4 lintvormige kroonbladen, 4 meeldraden met korte helmdraden, helmhokjes met zijdelingse kleppen openspringend, 4 kleine staminodiën; vruchtbeginsel 2-hokkig, 2 korte stijlen; houtige doosvrucht met 2 glanzend zwarte zaden.
Van het geslacht Hamamélis zijn 6 soorten bekend, die óf na het afvallen der bladeren, óf van Januari tot Maart bloeien met meestal geel gekleurde bloemen, die door hun opvallende kleur, in een tijd dat er bijna nog geen bloem- of bladontwikkeling is, zeer de aandacht trekken. De bladeren gelijken in vorm op die van Córylus of Alnus, zijn meestal omgekeerd eivormig of elliptisch en zeer kort gesteeld. Zij groeien het best op een goed doorlatende, humusrijke zandgrond, terwijl hun lichteis niet bijzonder groot is. Over het algemeen kunnen de Amerikaanse soorten meer schaduw verdragen dan de Aziatische soorten; H. virginiána en H. vernális groeien zeer goed in de halfschaduw en kunnen in grote groepen geplant worden; ook de herfsttinten der bladeren zijn zeer effectvol.
Hamamélis wordt op de volgende wijze gekweekt. De soort H. virginiána wordt door zaaien vermeerderd en komt meestal pas in het tweede jaar op. De overige soorten en variëteiten worden op deze zaailingen geënt onder dubbel glas. De Amerikaanse soorten ook van afleggers. Ook is zomerstekken in de warme kas mogelijk.