Japan; 10-14 m.
Synoniem: F.bungeána var. pubinérvis WENZ..
Bij ons een zwak groeiende kleine boom of struik, met lichtbruine twijgen en lichtgrijze eindknoppen.
Bladeren met meestal 5-9, zelden 11 gesteelde blaadjes, met enigszins gegroefde hoofdbladsteel; blaadjes zeer verschillend van grootte, het topblaadje tot 10 cm lang, lang-eivormig, de zijblaadjes 3-7 cm lang, elliptisch, rand gezaagd, bovenzijde donkergroen, onderzijde vooral langs de hoofdnerf behaard.
Bloeit in Mei, in eind- en zijdestandige tuilen aan de jonge twijgen, met kelk en bloemkroon; vruchten 3-3,5 cm lang, omgekeerd lang-eivormig.