Struiken met dunne gestreepte twijgen, met kleine knoppen met 2-4 behaarde knopschubben. Bladeren bijna zittend, overstaand en gaafrandig, aan de basis 3-nervig. Bloemen 4-tallig, alleenstaande of 1-3 bijeen, aan het einde van de korte zijtwijgen; kelkslippen lang en smal; kroonbladen genageld;
meeldraden 8; stijlen 4; doosvrucht 4-kleppig, met talrijke smal gevleugelde zaden.