Gepubliceerd op 14-03-2019

Dírca palústris L

betekenis & definitie

O. N.-Amerika; 1-1,5 m.

Om zijn vroege bloei en schaduw verdragend vermogen een mooie sierstruik voor beplanting onder veel licht doorlatende bomen, mits op een niet te droge, veenhoudende, humusrijke zandgrond. De groeiwijze is een weinig kwarrig, sterk vertakt, langzaam groeiend;

jonge twijgen bruin-groen, later donker grijs-bruin;

knoppen klein, kaal; bladsteel 2-6 mm; bladeren 3-7 cm lang, 2 tot bijna 4 cm breed, eerst aan beide zijden behaard, later bovenzijde heldergroen, kaal, onderzijde blauwgroen, spaarzaam behaard of bijna kaal, elliptisch, soms omgekeerd eivormig, top spits of stomp, bladvoet puntig toelopend, bladrand gaaf.

Bloeit Maart-April met eind- of okselstandige, heldergele bloemen, meestal 2-3 bijeen, ongeveer 6-8 mm lang, met behaarde schutbladen, bloemdek klokvormig met zwak getande zoom, meeldraden met heldergele helmknoppen en evenals de stijl vóór het bloemdek uitstekend. Vrucht 8-10 mm lang, eivormig-ovaal, eerst groen, later helderrood.

Kweekwijze door zaad of van afleggers.

< >