Z.-Rusland, Kaukasus; 5-8 m.
Synoniem: C.microcárpa LINDL..
Jonge takken met slanke enigszins overhangende of afstaande twijgen met tot 3 cm lange doornen;
bladeren dicht opeengedrongen aan de twijg, 2-3,5 cm lang, omgekeerd-eivormig, met wigvormig toelopende, in de bladsteel overgaande bladvoet, boven het midden meestal 3-, soms ook 5-lobbig, de lobben meer afgerond, met duidelijk getande rand, bij het uitlopen iets bruin getint, behaard, later kaal, donkergroen, onderzijde lichtgroen, de hoofdnerf zeer fijn blijvend behaard.
Bloeit in Mei-Juni in veelbloemige tuilen; bloemen ongeveer 1 cm in diameter; vruchten bijna rond, 6-7 mm in diameter, lichtrood.
Deze soort zag ik nog niet in ons land; in Engeland komt zij bij de kwekers ook niet voor, wel in collecties. Hoewel het sortiment bij ons vrij groot is, is deze soort toch wel waard om te worden aangeplant.