Van dit geslacht komen in ons land slechts enkele soorten als solitairbomen voor in parken en tuinen. Het zijn bomen van gemiddelde hoogte, welke in bladvorm zeer veel op de iep gelijken, doch waarvan bloem en vrucht weer geheel afwijken. Met uitzondering der tropische soorten is Céltis zomergroen, bladeren enkelvoudig, meestal gezaagd, zelden gaafrandig met meestal scheve bladvoet en aan de basis 3-nervig. Bloemen onaanzienlijk, zij komen aan de jonge loten in April-Mei, de ♂ bloemen in bundels, met 4-5 meeldraden, de 2-slachtige bloemen alleenstaand, lang gesteeld; bloemdek 4-5-lobbig. Vrucht rond, besvormig met een steenachtige kern, deze zelden gladschalig, meestal gegroefd.
Céltis verlangt een zonnige, beschutte standplaats en een vochtige, humushoudende zandgrond; hij wordt vermeerderd door zaaien, de meer zeldzame soorten door veredeling in de koude bak, op de wortelhals van zaailingen van C. occidentális.