M.- en W.-China; 10 m.
Voorzover mij bekend, is deze soort bij onze kwekers niet in cultuur; vermoedelijk is deze mooie esdoorn hier ook niet geheel winterhard. De bruin-groene, iets gestreepte, jonge twijgen zijn aan de top purper-rood berijpt en geheel kaal. Bladstelen 2-5 cm lang;
bladeren 6-10 cm lang, bovenzijde heldergroen en kaal, onderzijde lichtgroen en zwak behaard, in de nerfoksels en bij de bladvoet blijvend behaard, ongelobd, zeer zelden zwak gelobd, eivormig-ovaal, top puntig toelopend, bladvoet zwak hartvormig, 3-nervig, bladrand ongelijk groot getand.
Bloemen zeer weinige bijeen in korte, min of meer overhangende trossen en gelijk met de bladontwikkeling. Vruchten van deze soort heb ik nog niet gezien.
Volgens REHDER bestaat van deze soort een variëteit met gelobde bladeren, namelijk A. t. var. lobulátum REHD., bladeren aan beide zijden in de zomer geheel kaal, 3-lobbig en een var. tiliifólium REHD., bladeren onderzijde blijvend behaard, ongelobd, aan de bladvoet 5-nervig, bladrand dubbel gezaagd.
