Mantsjoerije, Korea; 10-12 m.
Twijgen eerst aan de top berijpt, later gestreept;
knoppen gesteeld, met 2 schubben. Bladeren 8-16 cm lang, 3-, zelden 5-lobbig, niet tot het midden gedeeld en toegespitst, bladvoet hartvormig, bladrand fijn dubbel gezaagd, geheel kaal; bladsteel 2,5-4 cm lang, purperrood. Bloeit gelijk met de bladontwikkeling; bloemen in tot 8 cm lange hangende trossen;
vruchten met naar elkander toegebogen vleugels.
Een van de sterkst groeiende soorten uit deze groep, kenbaar aan de geheel kale, altijd groen uitlopende bladeren en de steeds hangende bloemtrossen.