Bladeren aan beide zijden ongeveer gelijk van kleur, in de zomer bruin-groen verkleurend, meestal 5-lobbig en deze tot de bladvoet ingesneden, soms lijnvormig, top zeer lang toegespitst, bladrand fijn gezaagd, aan de top bijna gaaf.
Hiertoe behoort:
A. p. var. atrolineáre SCHWER., Synoniem: A.p. var. linearílobum-atropurpúreum NICH.; een gedrongen groeiend struikje met donkerrode, lijnvormig gelobde bladeren, in het najaar naar groen verlopend.