Japan, China; 15 m.
Evenlas vorige soort met 3-tallige bladeren; van deze echter afwijkend, doordat de blaadjes zeer kort zijn gesteeld en meestal gaafrandig. Ook bij ons een kleine boom vormend, een brede, losse kroon met groene, viltig behaarde twijgen en grijs-groene, later grijs-bruine, een weinig gestreepte takken. Twijgen zeer lang behaard blijvend; knoppen eivormig, veelschubbig, geel-grijs behaard. Bladeren aan tot 5 cm lange, behaarde bladstelen; blaadjes elliptisch of lang lancetvormig, middenblaadje kort gesteeld, bladvoet wigvormig toelopend, blaadjes bijna zittend, bladvoet meestal afgerond, alle blaadjes bijna even groot, gemiddeld 6-10 cm lang, 3-4 cm breed, eerst aan beide zijden viltig behaard, later bovenzijde blijvend langs de nerven behaard, frisgroen, onderzijde geheel blijvend behaard, grijs-groen met verdiept adernet.
Bloeit in Mei met weinig bloemen bijeen in hangende trossen; bloemen tamelijk groot, lichtgeel, kelkbladen groter dan de kroonbladen; vruchtbeginsel behaard; vrucht behaard met parallel lopende vleugels.
Voor kleine tuinen een zeer mooie boom, vooral daar de bladeren in de nazomer bronskleurig tot scharlakenrood getint zijn.
Kweekwijze door afleggen of van zaad; oculeren op Acer negúndo gaat zeer lastig.